Een stukje geschiedenis
Het kasteel van Rumbeke werd in renaissancestijl gebouwd in het begin van de jaren 1500 door vader Jacob en zoon Thomas de Thiennes. Zij waren Heren van Thiennes en tevens Heren van Caëstre (Kaaster). Vandaar dat het kasteel van Rumbeke ook het Kaasterkasteel wordt genoemd. Beide dorpjes Thiennes en Caëstre liggen in het Franse departement Nord, even over de grens met België.
​
Reeds in de 9e eeuw zou er een ‘gebouwtje’ hebben gestaan waar in 862 Boudewijn met de IJzeren Arm en zijn geschaakte vrouw Judith hun wittebroodsweken zouden doorgebracht hebben. Zij waren op de vlucht voor Judiths vader, de West-Frankische koning Karel de Kale. Vandaar dat men zegt dat ‘de Wieg van Vlaanderen’ in Rumbeke zou gestaan hebben. Boudewijn en Judith waren immers de eerste graaf en gravin van Vlaanderen.
In de loop van de geschiedenis onderging het kasteel weinig verbouwingen. Daarenboven waren slechts twee families eigenaar van het kasteel. De familie de Thiennes was eigenaar vanaf de bouw van het kasteel tot in 1856. Door huwelijk kwam in dat jaar het kasteel in handen van de adellijke familie de Limburg Stirum. Het kasteel bleef in de familie de Limburg Stirum tot 1988. Toen werd het verkocht aan NV Sterrebos. Het werd een tijdlang bewoond door antiquair Eric Loncke uit Roeselare.
Het bos werd aangekocht door de Provincie West-Vlaanderen en opengesteld voor het publiek. In 2000 verkoopt de NV Sterrebos het kasteel aan de Beroepsvereniging van Autobus- en Autocarondernemers van West-Vlaanderen die er na grondige restauratie haar kantoren inricht. Vanuit het kasteel wordt in alle delen van de wereld Busworld georganiseerd, de grootste beurs voor de autocar- en autobussector.
De buitenkant van het kasteel wordt gesierd door de ajuinvormige toren. Op de muren zijn in contrasterende zwarte baksteen enkele metseltekens aangebracht. Het zijn beschermings- en vruchtbaarheidstekens en ook een teken dat verwijst naar het Gulden Vlies.
​
Naast het kasteel is er langs de straatkant het koetshuis en de oostelijke toegangspoort uit de jaren 1700 met het wapen van de familie de Thiennes. Ook langs de straatkant staat het op één na oudste gebouw van het domein: de duiventoren uit 1609. Jonge duiven waren immers een lekkernij die wat afwisseling bracht in het menu en ze produceerden ook mest die goed gebruikt kon worden in de groentetuin.
​
Aan de kant van het bos staan de paardenstallen met de westelijke toegangspoort.
​
Vóór het kasteel staat een merkwaardige boom, een plataan met een hoogte van 35 m en een omtrek van ruim 6 m, geplant eind jaren 1700 als teken van stand en rijkdom.
Binnen telt het kasteel - naast een gedeelte dat door de conciërge wordt bewoond - een aantal kantoren en een aantal feest- en vergaderruimtes.
In de inkomhal vallen meteen de mooie renaissancedeuren uit de 17e eeuw op, geplaatst naar aanleiding van het huwelijk van Astérie Marie de Thiennes met graaf Thierry de Limburg Stirum. In de ridderzaal staan op de balksleutels de initialen T M, zijnde de initialen van de toenmalige zoon-bouwheer Thomas de Thiennes die gehuwd was met Marguerite de Haméricourt. In de ridderzaal hangt een prachtig wandtapijt over het ontstaan van de Trojaanse oorlog.
Via een wenteltrap bereiken we de zolders waar het prachtige gebinte kan bewonderd worden. Er zijn zelfs nog originele stukken uit de beginperiode van het kasteel. Vanuit de bibliotheek heeft men vanop het balkon een mooi uitzicht op het park met de plataan en de bijgebouwen.
Bij het begin van de Tweede Wereldoorlog, op 27 mei 1940, werd er hevig gevochten rond het kasteel. In de vroegere living (nu vergaderruimte) van de grafelijke familie zijn nog kogelinslagen in de parketvloer te zien. Vanuit die living kan je terecht in de huiskapel, een pareltje met een prachtig brandglasraam, één van de oudste van Vlaanderen.
De doopvont uit Zuid-Italië, daterend uit de 14e eeuw, is eveneens een pareltje met zijn ingelegde veelkleurige mozaïeken en de vier feniksen op de kuip. Tijdens de Eerste Wereldoorlog, toen Freiherr von Hügel hier zijn hoofdkwartier had, was de kapel ingericht als badkamer en de sacristie als toiletruimte.
Tenslotte dient nog vermeld te worden dat er in het kasteel heel wat schilderijen hangen van voornamelijk 20e-eeuwse kunstenaars.
​
Het kasteel en de bijgebouwen liggen in het 27 ha groot domein Het Sterrebos dat zijn naam dankt aan de stervormige aanleg van het bosgedeelte rond 1770. Het ontwerp zou geïnspireerd zijn op het Prater of een ander park in Wenen. Vanuit het middelpunt vertrekken twaalf dreven in de vorm van een ster. Die dreven gaven destijds een doorkijk op de omliggende kerktorens en de vele windmolens.
​
Tekst: Gilbert Coghe